Yellowstone… and beyond


We zijn over de helft! Zowel van de vakantie als van de afgelegde route. Het gaat goed zo, wel met een paar obstakels en uitdagingen, maar dat hoort erbij.

Het kutweer was nog lang niet over toen we vertrokken uit Jackson. Met donkergrijze luchten boven ons, waar een zeldzaam buitje uit viel, zijn we via Grand Teton National Park in Yellowstone terecht gekomen. Daar waren ze nog niet bepaald klaar voor ons; minder dan een handvol campings waren nog maar open (op een grondgebied ruwweg ter grootte van België) dus onze keuzes waren beperkt. Snel doorgereden naar Grant Village, waar de camping nog gesloten was, en een park ranger (volgens mij heette hij Smith) kon ons niet toelaten op de camping vanwege de hoeveelheid beren aldaar en raadde ons aan verderop bij een picknickplaats ons tentje op te gaan zetten. Maar ons eten dan? Er zijn beren, dus we moeten ons eten wel kwijt kunnen in de metalen boxen die op de campings zo ruim voorradig zijn. Geen probleem, die boxen zijn er ook bij de picknickplaatsen, verzekerde hij ons. Aangekomen op de picknickplaats bleken er dus – verrassing verrassing – géén opbergboxen te zijn. Daar stonden we dan, midden in ‘bear-country’ met tassen vol eten. Shit.
We hebben ons eten in het toiletgebouw gelegd en een steen onder de deur gepropt zodat hij zodanig klemde dat beren hem niet open zouden moeten kunnen krijgen. Met messen hebben we aan een aantal stokken punten geslepen en die binnen handbereik gelegd. Tot de tanden bewapend dus. Het duurde even voordat we gingen slapen (het was nogal spannend, vonden we), maar uiteindelijk gingen de oogjes toe.
Gelukkig hebben we geen close encounters gehad met beren die nacht (wel met een nieuwsgierige bever die zijn koppie liet zien in de voortent) en zelfs ons eten was er de volgende ochtend ook nog. Snel ingepakt, de voetjes opgewarmd en doorgefietst naar de eerste bezienswaardigheid van het park: Old Faithful.
Deze geiser spuit trouw zo rond de 88 minuten heet water en we waren net op tijd om een uitbarsting mee te maken. Samen met honderden andere mensen genoten we van het natuurwonder. Na onze voedselvoorraad te hebben aangevuld bij het nabijgelegen winkeltje konden we nog een uitbarsting meemaken (ja we namen de tijd) en daarna weer op de pedalen. Onderweg hebben we nog een paar ‘hot pools’ meegepakt en een wandeling naar een afgelegen waterval gemaakt. Toen we terugkwamen bleek ons brood te zijn geroofd! Niet door beren, maar door raven. We zagen de laatsten net met een boterham in hun bek wegvliegen. De klotebeesten.
Bij de eerste open camping in Madison aangekomen kwam de volgende teleurstelling; er bleek geen winkel te zijn; nergens dus een brood te bekennen. De volgende ochtend zijn we dus onze laatste boterhammetjes op gaan peuzelen en we kregen nog een notenbarretje mee van twee alleraardigste mede-vakantiefietsers – Jameson en Laurel (te volgen op meanderingmatch.com). Met dat kleine beetje redden we het niet dus moesten we op een gegeven moment nog bedelen voor eten. Amerikanen – aardig dat ze zijn – voorzagen ons al snel van een goede lunch en wij konden verder naar de dichtstbijzijnde general store in Canyon Village. Daar verkochten ze ook bier, en al snel werd de maaltijd een stuk gezelliger.
Maar fietsen met alcohol heeft ook zijn keerzijde, zo ontdekte Erik onderweg naar Fishing Bridge. Vanwege de aanhoudende kou had hij zijn handschoenen aangedaan en toen hij de telefoon op zijn stuur met zijn neus probeerde te bedienen ging het mis. In mijn spiegel zag ik hem de macht over het stuur verliezen en wild tollend kwam hij in de berm tot stilstand – ondersteboven. Gelukkig kwam hij zelf met de schrik vrij, maar de laptop heeft aardige schade opgelopen; een fikse deuk in de behuizing, maar wonderwel doet hij het nog wel. Het probleem van de loszittende stroomunit werd natuurlijk met een likje superlijm opgelost.

Wel, dat was Yellowstone in het kort. We hebben geen beer gezien, maar wel alle andere grote beesten zoals buffels, wolven en elanden. Verder hebben we een hoop kou en miezerregen getrotseerd en onze reukorganen danig verziekt bij al die hot pools (iets met rotte eieren). Leuk leuk leuk.
Wat misschien nog wel leuker was; de afdaling uit het park. Yellowstone ligt op een goede 2400 meter hoogte en het volgende dorpje – Cody – op 1500 meter, dus reken maar uit. Dat was dus knallen. Met een rotvaart reden we Buffalo Bills stadje in om daar maar even een paar dagen rust te pakken. KOA’tje aan de rand van het dorp, Subwaytje en McDonaldje niet ver van de camping, en niet te vergeten een raftbedrijfje en een rodeostadion aan de andere kant van het dorp.

Welnu, dat raften was zo spectaculair niet (wel hard gelachen, u kent ons), maar die rodeo is toch wel een kleine vermelding waard. Typisch Amerikaans volksvermaak tot en met. Toen we kwamen aanlopen begon de pret al; twee pover opgemaakte clowns verwelkomden de gasten en op dezelfde binnenplaats kon je popcorn, cola en bier halen. Met een lekkere Coors in ons hand betraden we de tribunes en zochten een mooi plekje in de schaduw.
Niet veel later, toen iedereen een plekje had gevonden, stond iedereen op voor het volkslied. Alle hoofden gebogen, handen op het hart, sommigen lieten een traantje, verder doodse stilte. Voor een Hollander is zo’n fascinatie voor een volkslied moeilijk te bevatten (die van ons is ook kut dus dat verklaart) maar de Amerikanen worden helemaal week als ze het horen, vooral als er dan ook nog met een paar vlaggen wordt gewapperd. Onbegrijpelijk.
Daarna werd een gebed gedaan, dus ook weer iedereen stil, hoofdjes gebogen en hier en daar een snikje. Schattig hoor, begin nu maar met die rodeo.
Daar kwamen ze; meisjes die zo snel mogelijk rondjes moesten rijden, cowboys die in een rottempo kalveren wisten te vangen en te binden (alles voor punten natuurlijk) en natuurlijk de clowns die als grappig intermezzo kinderen doodschoten (met een nepgeweer schieten en kijken welk kind zo mooi mogelijk doodvalt). Leuk allemaal, maar we wilden het echte werk; idioten op dolle paarden.
Die kregen we.
Dolle paarden zijn vanaf de tribune al een indrukwekkend gezicht, dus ik kan me maar moeilijk voorstellen hoe het voor de idioot op dat paard moet zijn. Acht seconden is het streven, maar velen haalden de drie seconden amper. Met enorme kracht werden ze van de hobbelende ruggen geworpen en snel spoedden de clowns tussenbeide om de cowboy veilig te stellen. Bizar.
Op een gegeven moment werden er zelfs stieren bij gehaald. Dacht ik dat je een idioot moet zijn om op de rug van een dol paard te gaan zitten. Deze beesten zijn nog een graadje erger, maar dat gaf dan wel weer een leukere show. Die gasten werden alle kanten op geslingerd, de stieren waren moeilijker in bedwang te houden en de clowns moesten harder rennen voor hun leven. Puur vermaak.
Dat was me dus het avondje wel. USA!!

Vanaf Cody zijn we doorgefietst naar Shell, waar de online gevonden camping niet open bleek maar de tegenover gezeten uitbater Al nog een plekje had in z’n achtertuin, naast het paard. Na een gezellig avondje bier drinken met Al en z’n vrienden (nee, we hebben niet geschoten) konden we fris en fruitig beginnen aan de Grote Verrassing; de Big Horns. (Ooit, in een onschuldig verleden, dacht ik dat Yellowstone het laatste hoge punt zou zijn van onze reis. Toen kwam Dave met zijn kaart van Wyoming en daar bleek toch nog even een bergketen ten oosten van Yellowstone te liggen met passen van 9000 voet en meer. Verdikkeme.) De Big Horns waren dan toch echt de laatste bergen van onze reis en zoals wel eens wordt gezegd; de laatste loodjes wegen het zwaarst. Dat bleek; met 1842 hoogtemeters en 7 uur en 41 minuten fietsen was dit zonder twijfel de zwaarste rit van de vakantie.

Na een dagje rust in Sheridan konden we lekker uitrollen richting Gillette, waarna we doorstootten naar Custer (waar een 145 km dag weer een record verbrak) en dwars door de Black Hills richting Rapid City fietsten. In de Black Hills liggen twee bezienswaardigheden: Crazy Horse en Mount Rushmore. De laatste kent iedereen wel. Crazy Horse is wat minder bekend maar absoluut niet minder spectaculair. Het is net als Mount Rushmore een rotsmonument, maar deze is nog in aanbouw (of ‘uithouw’ misschien, kijk maar wat u kiest) en wordt met 195 bij 172 meter veel groter en imposanter dan Mount Rushmore. Alleen al het hoofd van de Indianenkrijger is al groter dan het hoofd van George, Tom, Theo of Abe. Dat belooft dus wat!

Snel door naar Reptile Gardens, want de tent sluit om vijf uur. Daar zouden we Terry opzoeken. Met een beetje doortrappen (en gelukkig flink wat heuveltjes af) kwamen we ruim op tijd aanfietsen en konden we de legendarische Slangenman in levenden lijve ontmoeten. (‘Terry is the best snakehandler in the USA, if not the world. He makes Steve Irwin look like Pee-wee Herman’ werd ons wel eens verteld.) We hebben uiteindelijk ons tentje in zijn tuin opgezet en drinken nu al bijna een week biertjes en roken sigaretjes (we stoppen hierna met roken, echt!) met Terry, zijn vrouw Chris en wie er hier ook maar binnenwandelt. We zijn een dagje op pad geweest met de familie (plus Dayn en Joey, de twee jongste kinderen) naar Hippy Hole, een schitterend meertje met watervallen en alles, ergens midden in het bos. We hebben natuurlijk nog een dag rondgehangen in Reptile Gardens waar we hebben geworsteld met een alligator en waar we in Terry’s slangengarage de giftigste slangen recht in de ogen hebben gekeken. Leuk, zo’n superluxe rondleiding!
We hebben ook weer een dagje geschoten met jachtgeweren (deze keer gelukkig mét oordoppen in), waarbij Terry ons leerde het vizier te gebruiken en al snel konden we op een kleine honderd meter vrij nauwkeurig Hitler en Trotski door het voorhoofd schieten (zie foto).
Verder hebben we vooral onze rust gepakt. Met de kinderen konden we gezellig een potje Mortal Kombat spelen en voetballen in de tuin. Dayn, ‘t zoontje van acht, heb ik Sonic leren tekenen (en spelen op de laptop natuurlijk) dus mijn missie is hier volbracht :)

Kortom, het is een erg gezellige boel hier. Terry, Chris, Dayn en Joey, iedereen die hier over de vloer kwam de afgelopen week, het zijn allemaal fantastische mensen. We hebben hier zo veel gelachen. Het doet ons pijn om te gaan, maar zo is het nu eenmaal. De onontdekte oorden roepen. Het avontuur zal verder gaan.
Op naar de volgende helft!

Groetjes,
Remko

P.S. Ons tentje heeft het begeven. Drie maanden kamperen bleek teveel voor het vod van de Vrijbuiter; na verschillende gaten, gebroken tentstokken en scheuren bleek de zuidenwind van Rapid City de nekslag te hebben gegeven; een gapend gat siert nu de voorflap. We zijn overgegaan op een hoger segment (meer dan $ 200,-) en hopen dat we vanaf nu minder kopzorgen zullen hebben met ons reishutje.

, ,

6 responses to “Yellowstone… and beyond”

  1. Ik heb net je verhaal voorgelezen aan ma. We zitten op ons vakantie adres in Drente. Vandaag de hele dag regen. Het deel van de rodeo vond ma minder leuk (maar ja, je kent ma). Verder weer veel meegemaakt zie ik. We blijven jullie regelmatig, via internet, volgen. Een goed vervolg op jullie reis en grotjes vanuit het mooie Drente (ma heeft gisteren zelfs een boomtoppenwandeling gemaakt. Goed he?).

  2. Hele belevenissen rondom Yellowstone, gelukkig toch nog wat te eten bemachtigd.
    Leuk hoor , zo’n rondleiding in Reptile Gardens. Voor ons was het destijds ook een prima ontvangst door Terry en gezin,een goede herinnering.
    Nu maar hopen, dat jullie tentje weer tijden mee gaat.Geniet maar weer verder en een groeten van Wim en Flora

  3. Hallo Remko en Erik,

    Jullie zullen inmiddels wel weer thuis zijn denk ik.
    Nog even jullie laatste verhalen gelezen. Bundel ze en maak er een boek van.
    Leuke schrijfstijl en jullie gave is om van niets toch nog iets te maken. Zie jullie binnenkort wel een keer neem ik aan.
    Groeten van Ab Touw

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *