Wat ooit is begonnen als een spannend nachtje is tijdens deze vakantie uitgegroeid tot een onmisbare activiteit; wildkamperen. Hoe we hiertoe zijn gekomen? Er zijn diverse redenen. Een chronisch gebrek aan campings in de V.S. is namelijk niet de enige oorzaak.
Het begon tijdens de fietsvakantie naar Luxemburg, in 2005. We hadden net boodschappen gehaald en verderop, net buiten het dorp, was een ‘afgelegen’ stukje bos. Om maar niet op te vallen hadden we ons (toentertijd felblauwe) tentje behangen met takken en bladeren. Heel de avond zaten we half paranoïde op de uitkijk, schrikkend van oplichtende lantaarnpalen en voorbijrijdende auto’s. Maar we hadden de grootste lol, en daar ging het om.
Naarmate de jaren vorderden en onze kampeerexpertise toenam, zijn wij ook aardig bekwaam geworden in het vinden van de juiste plekjes. Lege achtertuinen (Rondje België), verlaten strandjes (Australië), ja zelfs plantsoenen midden in dorpjes (Ritje Zürich) werden niet geschuwd, en met deze nodige ervaring op zak zijn wij momenteel flink de kosten aan het drukken in de V.S.
Nu heeft dit land een aardig schamel aanbod voor de kampeerder. De RV’s zijn in de ruim voorradige RV parken meer dan welkom, maar wij worden met ons tentje regelmatig geweerd, omdat ze simpelweg geen stukje gras hebben. Het komt ook nog wel eens voor dat RV parken wel tentplekken hebben, maar dat alles vol is. (Niet gek als je maar twee of drie tentplaatsen hebt…) Ik moet wel zeggen dat wij bijzonder content zijn met KOA, de grootste campingfranchise van het land. Zij hebben altijd genoeg goede tentplaatsen, maar jammer genoeg zijn zij dan weer niet overal vertegenwoordigd.
Ook de plaatsen waar de campings zijn gelegen zijn niet altijd even handig; zoals we bijvoorbeeld in Australië merkten, moesten wij soms vele kilometers omrijden voor een camping. Hier is dat nóg erger – Australië was een eitje vergeleken met de V.S. – dus ook hierom worden we af en toe gedwongen om een plekje in het wild te vinden.
Bovenal is het gewoon leuk om wild te kamperen. Je hoeft geen omwegen te fietsen, als je geen zin meer hebt aan het eind van de dag begin je gewoon rustig om je heen te kijken. Altijd is er wel ergens een plekje te vinden. De een is wat minder fraai dan de ander, toegeven, maar altijd is het toch weer een beetje avontuur.
Zoals toen in Amboy; we hoopten op een beetje levend dorpje maar troffen een desolaat spookstadje aan waar alleen het tankstation en een Chinees fastfoodkarretje nog in bedrijf waren. Al helemaal geen camping dus. Na overleg met de uitbater mochten we ons tentje opzetten in een oud, halfvervallen open schuurtje. Niet veel, maar het uitzicht was grandioos; de ondergaande zon over een eindeloze desolate vlakte doorkliefd door een eenzame spoorlijn. Zo’n uitzicht krijg je niet op een camping.
Een andere keer probeerden we Bryce Canyon nog ‘s avonds te bereiken, maar dat lukte niet. Na een flinke dag fietsen (iets met anderhalve kilometer aan hoogtemeters) kwamen we een camping tegen, maar die was nog gesloten. Nog even bij de campingeigenaar gevraagd (hij was er dan weer wel) of we er toch op mochten, maar hij kon ons niet toelaten; hij zou pas over twee dagen open gaan… Hij wist gelukkig wel nog een mooi zijweggetje een paar kilometer verderop. Awesome. We konden die avond in alle rust midden in het bos sterren kijken. Heerlijk.
De afgelopen weken is het wildkamperen steeds frequenter geworden. Na Hanksville hield de beschaving zo goed als op dus we hadden geen keus. Alle flesjes vullen, voor twee dagen eten meenemen en gaan. We werden ook steeds minder kieskeurig in het vinden van geschikte plekjes; tien meter van de weg is toch ook goed? We staan toch achter een boom? Niemand die ons ziet joh!
Zo dacht Erik ook toen we een schitterend plekje aan een meer hadden gevonden vlakbij het plaatsje Blanding. We hadden ons net gewassen in het meer en we begonnen met omkleden. Ik bij de tent, Erik op het strand om de hoek. Voor mij uit zicht, maar blijkbaar vol ín het zicht van een groep bakvisjes die aan de andere kant van het water waren komen zitten. Dus ineens een luid gegiechel en gelach, en niet veel later een breed grijnzende Erik die terugkwam. (Ja Inge, hier is de anekdote dan eindelijk :D)
Als liefhebber van de sterrenhemel heeft wildkamperen bij mij ook een streepje voor. Onze plekjes zijn vaak ‘in the middle of nowhere’ – geen lichtvervuiling of wat dan ook – zodat de sterrenhemel er vaak oogverblindend mooi uitziet. Als je de ‘wolken’ van de Melkweg als een brede band door de hemel ziet, dan weet je dat je goed zit. Dit was misschien wel het mooist toen we na het plaatsje Green River een zijweggetje hadden gevonden in de woestijn. Helemaal kaal, op een houten veestalletje na. Daarachter konden we dus mooi ons tentje opzetten, nagenoeg (als in vrijwel niet) uit het zicht. Prima zo, niemand die het ook wat interesseert hier. Na een heerlijke pasta ben ik onderuit gaan liggen en lekker urenlang naar de sterren wezen kijken. Kijk, dát is nou vakantie!
En wat is kamperen in het wild nu zonder kampvuur? Ook deze bezigheid kwam veelvuldig voor; het ene vuur wat kleiner dan de ander – je wilt toch een beetje uit het zicht blijven – maar elke keer een sfeervolle afsluiting van de dag. En verdomde leuk ook; we kunnen er maar geen genoeg van krijgen om na een vermoeiende dag fietsen toch nog de moeite te nemen om hout te sprokkelen en de rest van de avond met vuur te spelen (want dat gebeurt nou eenmaal – je blijft ermee bezig), waarna we flink naar rook meurend onze slaapzak in kruipen. Heer-lijk.
Vaak konden we niet meer dan één nachtje wildkamperen vanwege zaken als een vieze vaat, te weinig water en – niet in de laatste plaats – het gebrek aan douche. Gelukkig komen we geregeld meertjes en riviertjes tegen waar wij ons kunnen wassen en de vaat kunnen doen. We durven het nog niet aan om rivierwater te gebruiken om onze flesjes te vullen; stel dat we er ziek van worden, dan hebben we – zeker in het desolate Utah – toch een aardig probleem. Maar de oplossing is simpel; je gaat langs de weg staan en binnen tien minuten staat een hulpvaardige automobilist (of RV-bestuurder) je flesjes te vullen; iedereen heeft hier water bij zich.
We hebben tijdens het stuk van Moab naar Salt Lake City (vier dagen fietsen) alleen maar wildgekampeerd, en het was prima te doen. Goed, echt heel fris roken we niet toen we de KOA binnenreden (gelukkig hebben ze altijd goede douches), maar het is ons wel gelukt!
We gaan nu richting Yellowstone, waar er beren zijn (‘Bears are awake!’) dus de komende tijd zal er wat minder wildgekampeerd gaan worden. Want jawel beste lezer, we blijven natuurlijk wel nog een béétje verstandig.
Groetjes,
Remko
6 responses to “Wildkamperen”
Jullie zijn al uitgegroeid tot volwaardige wildkampeerders. Leuke fotootjes ook, zo dat tentje midden in een open landschap te zien staan.
Nou jongens, kijk goed uit in het Yellowstone Park, maar zie nu ook geen beren op de weg. Geniet van de natuur en tot de volgende keer.
Bakvisjes zijn de leukste visjes!
En Erik, ik zou maar gelijk ff wat startrail foto’s maken! Ideale situatie zo zonder lichtvervuiling dacht ik!
Ik wil meer foto’s van shotguns
Eindelijk de lang verwachte anekdote ;-) bedankt hè! Martijn ziet de bakvisjes al voor zich hihi. maar Wildkamperen kunnen jullie wel, gepaard met het verspreiden van heerlijke luchtjes in t wild. straks wel wat vaker douchen, anders signaleren de beren jullie al op grote afstand :-P ben benieuwd naar t volgende verhaal, iets met lekke banden? Succes met de verdere trip en knuffel elkaar maar even van mij :-D
Hé dudes,
Ik laat ook maar eens iets van me horen. Ziet er superstrak uit allemaal.
Remko, blijf vooral Feyenoord promoten. En Erik vuile slet wat kan jij ongelooflijk goed fotograferen, niet normaal.
Veel plezier nog & blijf n beetje van de burgers af!
Zo eindelijk weer even bij met lezen. Leuke verhalen :)
De foto’s zijn waanzinnig mooi. Ik ben benieuwd hoe de volgende kiekjes eruit gaan zien en wat jullie volgende avonturen zullen zijn.
Have fun!